Muizenoor. Deel 3. Patat.

Muizenoor.
Dorlan Slefficsroth



3.


Een apart geval, hun Roman. Klunzig om sommige dingen correct te plaatsen, maar een kei in andere.
De buurman liet de wijk weer daveren, wat opa deed recht strompelen, want met zijn volle postuur gaf hij meer gewicht aan zijn woorden. Zeker als hij iets te verdedigen had. Of uit te leggen. Rechtop streek hij zijn patriarchenbaard ook mooier glad.
“Die woordblindheid heeft met onze afkomst te maken.” orakelde hij. “Daar ben ik zeker van.” Zijn gebalde vuist zette zijn bewering kracht bij. “Taal zit in het bloed. Zij stroomt met je mee. Van generatie tot generatie.”
“Het is al goed.” beet ma. Wat een larie en haar mix moest de oven in. “Wat voorbij is voorbij. Afkomt...” Het klonk als doe-mij-niet-lachen. “Wij zijn nu hier en wij zijn van hier. Oké?” Nog een gespreksonderwerp dat geband moest worden. Eens en voor altijd. Lang geleden waren zij migranten, maar geen azielzoekers, geen vreemdelingen. Geen prutsers, om het kort te zeggen. Vandaag waren zij Vaderlanders. Punt uit. Met een ruk trok zij het fornuis open. De warme lucht walmde haar brilglazen dof. “Afkomst! Nog erger of wij ziektekiemen verspreiden. En daarbij, wat weet jij van taal?”
“Wat nu ?” vroeg pa bezorgd. En dat had niets met taal, noch met hun af- of toekomst te maken. Met zijn neus de lucht in, dribbelde hij naar haar en het fornuis toe. “Oh neen. Weeral ! Verkoold!”  Aangebrande aardappelen stinken. Daar had hij opnieuw het stuitend bewijs van. Met een ruk trok hij de kookpan van het vuur, ketste het deksel eraf en haaste zich naar de kraan. Het koude water knetterde in de pot en hulde het aanrecht in een pestwolk. Vandaag had hij meerdere zekerheden op zak. “Soms vraag ik mij af waar jij je hoofd hebt?” snauwde hij. “Twee dingen tegelijk doen? Hola! Hoe is het mogelijk. En dat met je neus op de kookplaat.” Hij aarzelde.  De aardschok van daarstraks had al genoeg schade berokkend.  Op het klokje van het aanrecht zag hij dat het nog niet telaat was om zich over de oprit te ontfermen. “Allee, gooi ze maar weg. Hopelijk waren het geen krieltjes.”
Teleurgesteld keek ma naar haar weke vingertoppen die bij het schuren meer van hun vel in het spoelwater hadden achtergelaten dan de aardappelen.
Het waren krieltjes.
“Ja, ja.” suste opa. “De appel valt niet ver van de boom.” Een nieuwe huis-tuin-en-keuken-grap die op weinig belangstelling kon rekenen. Maar als stamvader hield hij beter zijn mond. Zeker na zijn uitleg van generatie op generatie. Straks kreeg hijzelf de fout nog in de schoenen geschoven. Dat het erfelijk was en zo. Dyslexie? Met zijn allen zouden zij wel zien hoe zij er konden tegenin gaan. En ook al gingen dure aardappelen in rook op, toch had het gezin voor hetere vuren gestaan. Waren sommigen van hen, om zo zeggen, in hetere walmen omgekomen. Hier konden zij van geluk spreken.
“En. Hoe zit het met de nagels?” probeerde opa om de sfeer op te peppen.
“Mijn phone is plat.” loste Hanna kort.
Straks zou zij wel kijken. Als zij kon smullen van de hopen likes. Alleen op haar kamer. Terwijl de anderen zich volpropten met schmutz.
Roman liet het zaakje op zijn beloop. Hij had nu al het gevoel dat zijn kleine stoornis het hele huis in de fik zette. Dat van die taal, was dat nu zo erg? Hij zag zijn toekomst als plantenfluisteraar al voor zich.
“Kom op.” Doorheen het ovenglas moedigde ma het gebak aan. Precies zoals zij op teevee voor haar lievelingskandidaat in het songfestival deed.
Buiten haar zat niemand op het resultaat te wachten. Zij hadden hun buik vol van beloften met roze en groen glazuur. Maar iedereen was tevreden dat de  bakgeur, de brandstank sneller het huis uit kreeg dan verwacht.
Een hele opluchting.



... wordt vervolgd.

Reacties

Populaire posts